Kwaliteitscriteria focus (afbakening van het doel van een ontwerp- of verificatievraagstuk en het behandelde fragment van de realiteit en perspectief)
- F0 Er moet aangegeven zijn waartoe de exercitie dient: gaat het om het volledig beschrijven van een ding of alleen om het bewijzen van één eigenschap? (In Beweren en bewijzen gaat het doorgaans om het laatste. Je volstaat met een →verificatiemodel.)
- F1 Het fragment van de wereld dat je wilt onderzoeken moet duidelijk afgebakend zijn en vastliggen. (In Beweren en bewijzen is dat doorgaans een →artefact dat een onderdeel van een groter systeem is.)
- F2 Wat dynamisch is en wat als onveranderlijk beschouwd wordt, moet vastliggen. (In deze cursus zullen we computergestuurde systemen onderzoeken. We gaan er dan van uit dat het programma zelf en de hardware ongewijzigd blijft en alle kabeltjes op hun plek blijven.)
- F3 Het perspectief, d.w.z. de te onderzoeken eigenschap van het fragment van de realiteit moet enigszins vastliggen. (In deze cursus gaat het vooral om gedrag van een dynamisch systeem.)
- F4 Bij verificatievraagstukken (F0) praat je alleen over dingen en fenomenen die relevant zijn onder het gekozen perspectief.
- F5 De nodige domeinkennis moet aanwezig zijn.
- F6 Als je niet over één specifiek fragment van de wereld praat maar over een hele klasse, moet je goed weten hoe men dat doet.
|