Onderzoeksmethoden/^Archief/2009-2010/Methodologie/4. Operationaliseren
Materiaal
literatuur
sheets |
Samenvatting
Onderzoeksmodellen
Een onderzoeksvraag bevat meestal begrippen die niet meteen 'onderzoekbaar' zijn. Een onderzoeker preciseert deze begrippen en vertaalt ze stap-voor-stap tot observeerbare eigenschappen. In dit proces maakt de onderzoeker keuzes: je kunt immers zelden een bepaald begrip volledig met onderzoek dekken. Dit proces noemen we operationaliseren. Bij het maken van keuzes kun je vaak gebruik maken van theorieën, gangbare vooronderstellingen en gewoonten uit het kennisgebied van waaruit je de onderzoeksvraag te lijf gaat. Daarnaast zijn er methodologische regels en overwegingen.
Begrippen in de onderzoeksvraag en de uiteindelijke werkwijze kunnen systematisch worden beschreven in een zogenaamd conceptueel model. Daarin staan de onderzoekseenheden, eigenschappen (variabelen) en te onderzoeken verbanden tussen die eigenschappen (onderzoeksvraag, hypothese, ...).
Een conceptueel model dat precies past bij de onderzoeksvraag noemen we een theoretisch model. Na operationalisatie verkrijgen we een empirisch model, dat aansluit op de praktische uitvoering van het onderzoek.
Gelaagdheid
De onderzoekselementen kunnen een gelaagde structuur hebben, bijvoorbeeld in een onderzoek waarin je zowel steden als wijken en inwoners beschouwt. Elk van die lagen heeft doorgaans eigen variabelen. Relaties tussen variabelen kunnen deze lagen met elkaar verbinden.
Variabelen kunnen zijn uitgedrukt in termen van de eigenschappen van dezelfde laag (unitair), de bovenliggende (contextueel) of de onderliggende (collectief).
Meetniveaus
De manier en precisie waarop je de (waarde van) variabelen uitdrukt kan verschillen. Dit zogenaamde meetniveau moet voldoende zijn om de onderzoeksvraag te beantwoorden, maar ook een effectieve waardebepaling toelaten. Sommige analysemethoden vereisen bovendien een specifiek meetniveau.
Specificatie van modellen
In het onderzoeksplan wordt de operationalisatie beschreven. Het is nuttig om de gebruikte modellen op een formele manier weer te geven in een bijlage. Hieronder geven we de elementen van zo'n specificatie aan.
- Onderzoekselementen
-
- naam domein(en)
- beschrijving
- indien van toepassing: verbanden tussen verschilende domeinen, zoals gelaagdheid
- Variabelen
-
- naam
- type: domein, (zo mogelijk) waardenverzameling
- beschrijving
- meetniveau
- Relaties (onderzoeksvraag, hypothese, ..)
-
- beschrijving
- type (afhankelijke/onafhankelijke variabelen)
Interne validiteit
Aantonen daarvan gaat het beste als we via een tussenmodel (met indicatoren) operationaliseren. Dan zijn er twee stappen: van theoretische variabelen naar indicatoren en van indicatoren naar empirische variabelen. Dan laten we zien:
- de indicatoren zijn goed (inhoudelijke argumenten, theoretisch kader, stap 1)
- er zijn geen systematische afwijkingen te verwachten (methode van dataverzameling, stap 2)
Betrouwbaarheid
Een mogelijke karakterisatie van betrouwbaarheid is: variatie in data is (alleen) toe te schrijven aan de te meten variabelen, met andere woorden (naast validiteit):
- er zijn geen onsystematische afwijkingen te verwachten (methode van dataverzameling, stap 2)
Verantwoording van validiteit en betrouwbaarheid
Voorzover het stap 2 betreft, komt dit meestal neer op het analyseren van 'valkuilen' die bij de gekozen methode horen, en het aantonen dat die in voldoende mate vermeden worden.
Triangulatie
De validiteit (en betrouwbaarheid) is vaak te vergroten door eenzelfde aspect langs verschillende invalshoeken te benaderen. We spreken dan van triangulatie. Er zijn verschillende vormen: methodische triangulatie (meerdere methoden), onderzoekerstriangulatie (meerdere onderzoekers/waarnemers), datatriangulatie (verschillende bronnen, meerdere metingen).
Classificatie van dataverzamelingsmethoden
Er zijn verschillende manieren om methoden van dataverzameling in te delen. Hieronder vatten we de classificatie van J. Galtung samen; zie Segers (2002), p. 156-157.
Onderzoeksmateriaal (met name in de sociale wetenschappen) is in het algemeen gebaseerd op gedragingen (waaronder verbale reacties) van onderzoekselementen op stimuli van de omgeving of van de onderzoeker. De stimuli en de reactiemogelijkheden kunnen we onderscheiden in onsystematisch en systematisch. Zo komen we uit op drie hoofdsituaties bij dataverzameling.
- informele situaties: stimuli onsystematisch, reacties onsystematisch
- formele ongestructureerde situaties: stimuli systematisch, reacties onsystematisch
- formele gestructureerde situaties: stimuli systematisch, reacties systematisch
- (de vierde combinatie komt niet voor volgens Galtung)
We kunnen deze situaties combineren met de mogelijke vorm van de reacties: niet-verbaal, verbaal mondeling, verbaal schriftelijk. We krijgen zo negen typen van dataverzameling. Van elk type vermelden we enkele karakteristieke voorbeelden.
niet verbaal | verbaal | ||
mondeling | schriftelijk | ||
informele situaties |
(participerende) observatie | informantengesprek, conversaties | documenten, brieven, biografieën |
formele ongestructureerde situaties | systematische observatie | open interview | open schriftelijke vragenlijst |
formele gestructureerde situaties | observaties bij experimenten | gesloten interview | gesloten schriftelijke vragenlijst |
Kernbegrippen
- onderzoekselementen
- variabele
- afhankelijk, onafhankelijk; unitair, collectief, contextueel
- relatie
- conceptueel model
- niveauverschillen, hiërarchie (gelaagdheid), fallacy of the wrong level (ecological fallacy)
- meetniveau, nominaal, ordinaal, interval, ratio
- triangulatie