Waarheen?

Uit Werkplaats
Ga naar: navigatie, zoeken

Waarheen
met Informatica en Informatiekunde?


 © comments



Hanno Wupper
met dank aan Erik Barendsen, Stijn Hoppenbrouwers, David Jansen, Peter Lucas en Frits Vaandrager voor commentaar

Inleiding: de heimiddag 19 sept. 2010

De heimiddag leidde tot een breed consensus dat de kanalen, de vorm en de vormgeving van slogans, voorlichtingsmateriaal en voorlichtingsactiviteiten erg belangrijk zijn en dat wij pr-professionals moeten inschakelen omdat wij zelf niet geschoold zijn in het maken van bijvoorbeeld films en web-sites. Dat is ook zo.

Waar op de heimiddag minder tijd en aandacht aan besteed werd is de zorg dat

  1. de professionele voorlichters overtuigende inhoudelijke informatie van ons moeten krijgen en
  2. onze opleidingen de gewekte verwachtingen ook overtuigend waar moeten maken.

Misschien achten we dit vanzelfsprekend, maar dat is het niet. We dragen op dit moment doorgaans niet optimaal uit dat we zelf een eenvoudige, overtuigende visie op de kracht van ons vak en doel en nut van de opleiding hebben. We dragen ook niet voldoende uit dat we een heldere blik hebben op de huidige stand van de techniek, haar functie in de maatschappij en op de toekomstige ontwikkelingen die we verwachten. Wat we aan kwaliteit, creativiteit en visie in huis hebben, wordt niet goed zichtbaar. Was dat anders,

  • zouden we veel vaker door kranten gebeld worden als er weer iets aan de hand is;
  • zou ons faculteitsbestuur ons steunen met de houding „daar hebben we wat aan; daar kunnen we trots op zijn” i.p.v. ons steeds weer bang proberen te maken met getallen die moeten bewijzen hoe kwetsbaar onze positie is;
  • zouden we niet als laatste uit enquêtes komen.

Voor professioneel materiaal en vormgeving is dure externe hulp nodig. Aan het helder zichtbaar maken van een visie en de kwaliteit van de opleiding kunnen we zelf werken, en dat is nog leuk ook, omdat we tijdens dit proces gauw echt overtuigd zouden raken van hoe goed onze opleidingen zijn, hoe makkelijk bepaalde dingen verbeterd kunnen worden en hoe we om te beginnen aan de FNWI en RU kunnen uitleggen waarom ze ons niet kunnen missen.

We presenteren hier een plan om op korte termijn daar iets aan te doen.

Dit plan legt uit dat en waarom een aantal dingen moeten gebeuren en geeft actiepunten aan waaraan we onmiddellijk kunnen beginnen te werken, zonder dat er een volgorde geïmpliceerd is. Dat houdt niet tegen dat er ook andere dingen moeten gebeuren (en ook die meteen of zo gauw mogelijk) en dat dit plan onderdeel van een groter pakket van maatregelen wordt.

De argumentatie in dit stuk vertrekt per discipline vanuit het onderzoek.

Informatica

Informatica als universitaire discipline aan een β-faculteit

Wereldwijd kampt informatica met een imagoprobleem (ook bevestigd door Wendy Hall [1] en Mark Harris [2] op de ECCS [3] in Paris, 8-9 Okt. 2009):

  • Our image is that of geeks and support functions, but mostly not of a strategic asset that contributes to te solution of complex problems. (Mark Harris op de ECCS)
  • Informatics is not about writing services that work for other disciplines, it is more about our way of modelling the world. (Wendy Hall)
  • We have to explain better what we have to offer: how to master complexity, modelling, verification, ... (Wendy Hall)

Daar komt dan ook nog de al op gang zijnde revolutie van Waarheen?/Het tweede computertijdperk bij.

Het tenenkrommende Barbie-filmpje[4] laat alle vooroordelen zien: een beeldscherm zonder vensters en plaatjes zo als die in het echt al 20 jaar niet meer bestaat, telefoon niet aan de computer gekoppeld, attachékoffer voor papier, headset als in een call-center - maar geen enkel interessant detail dat met de informatica van nu te maken heeft. We dragen dit beeld van “geeks and support functions” en “writing services” ook zelf uit als we niet goed op onze voorbeelden letten.

Het andere beeld, dat wij best waar maken maar niet goed uitdragen, werd op de ECCS helder neergezet: Informatica is een jonge natuurwetenschap (Peter J. Denning [5]), net als de andere natuurwetenschappen sterk in het aanpakken van bepaalde soorten problemen. We kunnen de informativa vergelijken met een andere natuurwetenschap: De fysica met haar uiterst krachtige continue modellen en theorieën en een cultuur van verantwoord omgaan met vereenvoudigingen en experimenteren is sterk in de oplossing van – kort door de bocht – problemen die zich met differentiaalvergelijkingen laten aanpakken. De informatica daarentegen is sterk in het aanpakken van niet-continue, uiterst complexe problemen en stoelt daarbij op discrete modellen en theorieën en op taal. Dit was ooit allemaal gemotiveerd door computers en programmeertalen, maar de informatica kan nu al veel meer. Niet alleen computersystemen worden door de informatica gemodelleerd, maar ook de omgevingen, waarin deze gebruikt worden. Bijvoorbeeld de delen van organisaties, bedrijven, maar ook van fabrieken en machines, die met informatie en met besturing te maken hebben. Met groeiende beheersing van het discreet modelleren van uiterst complexe dingen heeft zich het informatica-onderzoek op steeds meer gebieden gericht, van elektronische schakelingen tot en met natuurlijke taal, structuur van organisaties en dergelijke. Van de overige natuurwetenschappen is hooguit de biologie tegenwoordig zo breed (maar niet zo exact). Natuur- en scheikunde modelleren traditioneel een smaller segment van de natuurlijke verschijnselen. (Frits' voorbeeld van roddelende meisjes is geen frivool stapje uit de discipline omwille van de voorlichting; het is juist een voorbeeld voor wat men alles buiten de sfeer van programmering en nerds kan.)

Net als de natuurkunde stoelt de informatica sterk op wiskunde, maar ondertussen is de houding „informatica is eigenlijk een soort (discrete) wiskunde” even dom als de houding „fysica is eigenlijk een soort (analytische) wiskunde”. Beide disciplines hebben ijzersterke wiskundigen nodig, maar beide hebben en kunnen en doen meer. Overigens kan de informatica nog leren van de experimenteercultuur van de fysica (Parnas heeft dit jaren geleden op het Toernooiveld goed uitgelegd).

De uitspraak „informatica gaat over IT en programmeren” is inhoudelijk niet onwaar, maar geeft een eenzijdige indruk. (Dijkstra: "Computer Science is no more about computers than astronomy is about telescopes.") De scheikunde gaat over Bunsenbranders en reageerbuizen, zeker, maar dat zou geen scheikundige te pas en te onpas roepen. De informatica kent legio toepassingen in het echt, waar een probleem uit de realiteit gemodelleerd kan worden als een taalprobleem en met sterke theorieën aangepakt. Dat men daarbij dan ook nog eens computers kan inschakelen, is mooi meegenomen, maar niet het doel.

Actiepunt
We zouden eens op een goed voorbereide heimiddag moeten kijken of we het hierover eens zijn en zo ja, voorbeelden voor zulke problemen, theorieën en toepassingen onder het voetlicht brengen en allereerst onze collega’s in de FNWI van de kracht van onze wetenschap overtuigen. Misschien rolt daaruit al een betere omschrijving dan het slaapwekkende “quality of software”.
Bij deze exercitie moeten we ons niet laten belemmeren van wat we denken van scholieren daarvan vinden. Het moet gaan om creativiteit en authenticiteit. Het vertalen naar reclamefolders lukt later wel.
Actiepunt
Als dit geslaagd is, moeten we de eerste tijd beter op ons taal- en beeldgebruik letten t.a.v. mogelijke eenzijdige verwachtingen. Er hoeft echt niet op elke foto een computer te staan. Maar als bijvoorbeeld in Den Haag weer iets beredeneerd wordt dat Frits met automaten zo door kan prikken, moet dát in de media.

Informatica als ingenieursdiscipline

Moet de RU informatica overlaten aan technische universiteiten? Sommige universitaire wetenschappen richten zich immers voornamelijk op fundamentele theorieontwikkeling en laten complexe toepassingen over aan aparte ingenieursdisciplines. De oudste universitaire disciplines (theologie, rechten, geneeskunde) laten zien dat dit niet hoeft. De informatica zit dus met inbegrip van software engineering op de goede plek aan onze universiteit. Zeker omdat ze ook nog eens zo veel met taal en (in haar toepassingen) met mensen te maken heeft.

De universitaire opleiding Informatica

Onze opleiding informatica zit op zich goed in elkaar. Dit werd ook tijdens de accreditatie bevestigd. Er zijn veel keuzemogelijkheden waarmee een student zich optimaal kan voorbereiden op een waaier aan beroepsperspectieven. Je kunt ermee op academisch niveau onderzoeker, manager, ingenieur, adviseur, probleemoplosser, leraar en veel meer worden. Dat zit goed. Maar wat men er eigenlijk leert en waarom dat interessant en nuttig is, kan veel beter uit de verf komen. Een traditioneel treurig voorbeeld is het vak „vertalerbouw”: Het gaat over schitterendende theorie waar je heel veel mee kunt, maar de naam suggereert dat dit alleen voor de paar nerds is die later in een bunker een vertaler voor C+++ en vervolgens C++++ onder Windows gaan zitten programmeren.

Op de heimiddag werd gesteld dat meisjes voor opleidingen kiezen die hetzij nuttig, hetzij creatief, hetzij mooi abstract zijn. Onze opleiding draagt het nut-aspect behoorlijk eenzijdig uit en weet niet te overtuigen wat het creatieve en het abstractie-aspect betreft. Dat is ook geen wonder, want in de afzonderlijke cursussen van de opleiding lukt dit vaak ook niet. Het komt over alsof we voor het creatieve en de schoonheid van abstractie niet uit durven komen.

Actiepunt
Op korte termijn samen met de docent per cursus kijken wat de kracht en het (computeroverstijgende) nut van het betreffende vak is, waar en hoe men ermee creatief kan zijn, wat de schoonheid ervan is en de persoonlijke motivatie om zo’n vak te geven en te volgen.
Resultaat:
  • Helderere, overtuigendere leerdoelen
  • Een kort, pakkend “mission statement”
  • Een paar pakkende voorbeelden, hetzij met oogmerk op te verwachten ontwikkelingen en maatschappij en techniek hetzij om de abstracte schoonheid te laten zien
  • Het vak (en de docent) in de etalage.

Web-science

Stellingen van Wendy Hall (Paris, Okt. 2009)

  • De ontwikkelingen op internet vragen om een nieuw, interdisciplinair onderzoeksgebied, "web science". Hier moeten informatici, sociologen en anderen samen werken.
  • Web-science is zich op dit moment zo an het aftekenen als informtica rond 1970 zich aftekende.
  • Wie zich er niet op voorbereid, zal de aansluiting missen.
  • Voorbereiden do je je door het onderzoeksgebied van binnen je discipline te lanceren.

Een aantal afstudeerprojecten en een deel van het ICIS-onderzoek zou men tegenwoordig al kunnen categoriseren als web-science. D.w.z. dat we redelijk bezig zijn om web-science-onderzoek van de grond te krijgen. Ook is er een veelbelovend lab: http://www.ru.nl/ds/ifl/about_ifl/information_foraging/.

Met het plakken van het etiket "web science" kunnen we beter wachten tot de tijd rijp is. Nu ken nog niemand het nieuwe gebied en zijn naam. Het is voorstelbaar dat de opleiding Informatiekunde geleidelijk wordt getransformeerd tot een opleiding web-science, maar het is nu nog te vroeg om dit etiket voor een opleiding te gebruiken: het is nog niet uitgekristalliseerd, en er zijn al meer dan genoeg opleidingen met kinky namen.

Wat wel interessant kan zijn is het aantrekken van een hoogleraar met de opdracht om dit nieuwe onderzoeksgebied te profileren. In het onderwijs zou men dan kunnen beginnen met een eerste cursus met die naam. (Zo als ooit "informatica" binnen de wiskunde begon.

Ook al zijn we nog niet zo ver: we moeten nu al inspelen op de te verwachten ontwikkeling:

Actiepunt
In het onderwijs en de voorlichting moeten we duidelijk maken dat informatici er goed aan doen, zich op interdisciplinaire samenwerking met bijv. sociologen voor te bereiden. Dat iemand, wiens hart bij bijv. psychologie ligt, misschien juist nu beter informatica kan studeren om vervolgens met psychologen samen te werken.

Informatiekunde

Het paard achter de wagen

De Nijmeegse informatiekunde begon als opleiding, waar dringend en krampachtig een wetenschap bij gezocht werd, als paard achter de wagen, om de nieuwe opleiding te duwen. Deze tweedeling van het onderzoek in formatica en informatiekunde was funest. Je kunt van zittende, goed presterende informaticaonderzoekers niet verwachten dat ze zich bekeren of dat ze overlopen tot een nieuwe wetenschap, waarvan inhoud noch toekomst duidelijk is. We hadden dus een instituut vol informatica-onderzoekers waaraan een paar nieuwe mensen uitdrukkelijk als informatiekunde-onderzoekers toegevoegd werden. Een ervan was overigens eigenlijk informaticus, een andere eigenlijk taalkundige.

Omdat het dogma luidde dat bij elk van de twee opleidingen een eigen wetenschap hoort, voelden zich de informatica-onderzoekers niet betrokken bij de opleiding informatiekunde. "Ik heb er geen verstand van, want het is een andere wetenschap." Daarmee rustte de verantwoordelijkheid om een nieuw onderzoeksgebied en een nieuwe opleiding te profileren en daarin ook nog al het onderzoek zelf te doen op erg weinig schouders.

Ondertussen is de situatie in het onderzoek genormaliseerd. Er is een breed georiënteerd onderzoekinstituut voor informatica (laten we het nu even niet over de naam hebben), waarin ook mensen afkomstig uit andere disciplines, bijvoorbeeld de taalkunde, werken. Dit is aan een universiteit normaal. Je kunt het niet alleen hebben van interdisciplinaire samenwerking met andere instituten; soms moet een onderzoeksgroep juist ook leden met een andere achtergrond hebben.

Hieronder wordt uitgelegd waarom het op dit moment nodig noch wenselijk is, met "informatiekunde-onderzoek" te schermen.

Actiepunt
Laten we uitdragen dat we een goed informatica-onderzoeksinstituut hebben waarin natuurlijkerwijs ook bijvoorbeeld taalkundigen werken, namelijk omdat de informatica op meer dan één manier sterk met taal te maken heeft (enerzijds met formele talen, specificatie- en programmeertalen, anderzijds met natuurlijke taal bijv. in requirements engineering en modellering van organisaties als omgeving van IT-systemen). Laten we een nieuwe wetenschap pas dan postuleren als deze zich aftekent zo als zich ooit informatca binnen de wiskunde en elektrotechniek aftekende.

Architectuur

Alvorens in te gaan op de Nijmeegse opleiding Informatiekunde kijken we naar een van de oudste disciplines die de mensheid kent:


Architecture (Latin “architectura”, from the Greek “ἀρχιτέκτων – arkitekton”, from ἄρχων chief or leader and τέκτων builder or carpenter) is the art and science of designing buildings and other physical structures.

Architecture is both the process and product of planning, designing and constructing space that reflects functional, social, and aesthetic considerations. It requires the manipulation and coordination of material, technology, light, and shadow. Architecture also encompasses the pragmatic aspects of realizing designed spaces, such as project planning, cost estimating and construction administration. A wider definition may comprise all design activity from the macro-level (urban design, landscape architecture) to the micro-level (construction details and furniture). In fact, architecture today may refer to the activity of designing any kind of system and is often used in the IT world.

Architectural works are often perceived as cultural and political symbols and as works of art. Historical civilizations are often identified with their surviving architectural achievements. [6]


Met deze betekenis van het woord architectuur verbinden beschaafde mensen een paar duizend jaar cultuurgeschiedenis: boeiende ontwikkelingen in de bouw, beroemde architecten, de betekenis van schoonheid en uitstraling voor gebouwen, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen.

Hier de kenmerken van deze discipline:

  1. Voor grote, ambitieuze bouwprojeceten heb je experts nodig doe op academisch niveau het volgende kunnen:
    1. Analyseren waar het eigenlijk om gaat en wat werkelijk nodig is.
    2. Een bouwwerk ontwerpen dat bijdraagt tot de oplossing van het probleem.
    3. Kwaliteitscontrole bij de oprichting van het bouwwerk.
    4. Begeleiding bij de ingebruikname van het bouwwerk.
    5. Aanpassing aan een veranderende omgeving en veranderende eisen.
  2. In de wereld van gebouwen van steen, staal en glas noemt men deze experts architecten.
  3. Een architect is zo opgeleid dat hij zoor zijn deskundigheid helpen kan om de tegenstrijdige belangen te kunnen afstemmen tussen
    1. opdrachtgever
    2. aannemer
    3. gebruikers
    4. omgeving.
  4. Om op ooghoogte te communiceren en zich geen rad voor ogen te laten draaien, moet een architect, al dan niet ondersteund door een domeinexpert, de taal van de opdrachtgever begrijpen, maar ook kundig zijn op het gebied van de materialen van de aannemer. De opleiding behelst daarom:
    1. materiaalkunde
    2. theorie
    3. ontwerpen
    4. modelleren
    5. communicatie
    6. de menselijke maat (ergonomie etc.)
    7. ethiek.
  5. Er zijn verschillende soorten architecten: hoogbouw, laagbouw, binnenhuis, landschap, enz. Het verschil zit in de materiaalkunde en bijbehorende theorie.
  6. Er zijn te weinig architecten voor digitale gebouwen.
    1. De maatschappij ziet niet eens de behoefte en laat het bedenken en plannen van grote inforamtiseringsprojecten over aan de samenwerking van opdrachtgever en aannemer, die ekaar niet begrijpen en niet weten dat de beoogde gebruikers nodig hebben.
    2. Dit is de oorzaak voor het falen van of de problemen met bijvoorbeeld elektronisch stemmen, het elektronische patientendossier, de ov-chipkaart etc. etc.

Architectuur kun je studeren, maar het is geen wetenschap. De opleiding is samengesteld uit bijdragen vanuit verschillende wetenschappen. Onderzoek kun je doen naar bijvoorbeeld statica, materiaalkundes, ook naar architectuurgeschiedenis, maar niet naar architectuur an sich

De opleiding informatiekunde in Nijmegen is eigenlijk en was altijd al een opleiding tot academisch architect van de digitale wereld. Zolang dit niet helder uitgedragen werd, was het doel van opleiding noch de koers van de curriculumontwikkeling duidelijk. Dat is nu gelukkig veranderd. De Nijmeegse informatiekunde verschilt overigens, soms sterk, van andere opleidingen en schoolvakken die zich informatiekunde noemen.

Actiepunt
Naam van de opleiding Informatiekunde aanpassen, bijvoorbeeld in "digitale architectuur".


Met zo'n naam kun je in de werving en in de opleiding zelf aansluiten bij de verworvenheden van een vak dat al vele eeuwen bekend en beroemd is. Je kunt een verhaal vertellen van grote namen, van maatschappelijke ontwikkelingen, die door architecten ingeluid en verduidelijkt werden. Zo bereik je ook de ouders van onze scholieren, want bij architectuur kunnen ze zich iets voorstellen. En zo kunnen onze studenten ook uitleggen wat ze willen worden.

(Persoonlijke mening H.W.: "Mens, computer en maatschappij" sluit eerder aan bij "Geit, wol en sok" of "huisje, boompje, beestje". Dat roept een sfeer op, maar niet het beeld van vakmanschap.)

De FNWI is een natuurlijke omgeving voor deze opleiding:

  • materiaalkunde en theorie komen uit de wiskunde, natuurkunde en informatica,
  • in het exact modelleren zijn natuurkunde en informatica sterk en zoeken naar synergie ("hybriede systemen")
  • in requirements engineering en het ontwerpen van digitale bouwwerken is de informatica sterk,
  • de faculteit heeft experts voor communicatie en ethiek, die bijdragen aan het onderwijs.
  • Het is een academische opleiding, want alle docenten doen onderzoek op het gebied van hun cursussen. De academische attitude van studenten wordt bewust gestimuleerd.
  • Een bijdrage tegen de technische en maatschappelijke misére op IT-gebied verlangt een ethisch verantwoorde, maatschappelijk betrokkene kijk op IT. Daartoe op te leiden zou een universiteit met de signatuur van de RU goed staan.
Actiepunt
Binnen ons eigen instituut deze visie op de opleiding helder uitdragen en in overleg met alle docenten uitzoeken welke cursussen waarom wat aan deze opleiding kunnen bijdragen.

Het zou kunnen dat de doelen van bestaande vakken na deze oefening overtuigender neergezet en uitgedragen kunnen worden.

Actiepunt
Binnen de FNWI en andere faculteiten deze visie op de opleiding helder uitdragen en onderzoeken welke bestaande cursussen eraan kunnen bijdragen.