Waarheen?/onderwijskwaliteit

Uit Werkplaats
Ga naar: navigatie, zoeken

Waarheen
met Informatica en Informatiekunde?


 © comments



De Nijmeegse opleidingen Informatica en Informatiekunde bieden bij een aantal cursussen voorbeeldige begeleiding, die aantoonbaar zowel hoge rendementen als academische houding bevordert.[1] Het leren vindt hier plaats tijdens de cursus. Deze onderwijskundige maatregelen werken echter alleen bij studenten, die daadwerkelijk aan zo'n cursus deelnemen. Om rendementen en onderwijskwaliteit goed te beoordelen en indien nodig te kunnen bijsturen zijn zorgvuldige metingen nodig. Daarbij is het essentieel, te differentiëren tussen studenten die wel en die niet meedoen aan de onderwijsactiviteiten. Het huidige systeem is hier voor verbetering vatbaar.



Als voorbeeld moge Beweren en bewijzen 2010-11 dienen. (Graag andere voorbeelden toevoegen.)


In deze cursus geldt een goed beschreven en herhaaldelijk in de hoorcolleges toegelichte regeling, die erop neerkomt dat men dat men aan de onderwijsactiviteiten daadwerkelijk deelneemt. De ervaring van meer dan vijf jaar met deze regeling is dat studenten die conform de spelregels deelnemen niet meer tijd per week besteden dan de nominale studielast en in één keer slagen voor alle deeltentamens.


Voor studenten die om welke redenen dan ook niet conform de standaard regeling willen of kunnen studeren is er altijd de mogelijkheid om in goed overleg een persoonlijke regeling af te spreken. Alleen een klein aantal studenten maken van deze mogelijkheid gebruik. Studenten die aangeven, eigenlijk de nodige tijd niet te hebben, worden uitgenodigd voor een gesprek.


Op het moment van het eerste deeltentamen 2010-11 waren er (afgezien van de mensen met een persoonlijke regeling) drie groepen van ingeschreven studenten:


  1. Studenten de meededen conform de standaard regeling. Deze waren serieus bezig met de wekelijks opdrachten en hebben gebruik gemaakt van het kwaliteitsaanbod van responsiecolleges in kleine groepen. Al deze studenten zijn geslaagd voor de eerste kans van dit tentamen. Hiermee wordt weer eens bevestigt dat wee meedoet ook slaagt.
  2. Studenten die hebben aangegeven conform de standaard regeling te willen studeren, maar cruciale opdrachten en responsiecolleges hebben gemist en niets ondernomen om dit in te halen. Van deze groep is een flink aantal gezakt voor het tentamen. Dat is ook te verwachten. De stof van deze cursus leer je niet beheersen door op de avond voor het tentamen even iets door te lezen.
  3. Studenten die helemaal nooit enige activiteit hebben ontplooid of maximaal gedurende de eerste twee weken een opdracht hebben gemaakt en ook niet hebben gereageerd op het dringende beroep om medio maart aan te geven waar ze zelf denken te staan. Deze studenten voldoen eenduidig niet aan te voorwaarde voor toelating tot tentaminering en zijn uitgesloten van de cursus. Deze groep valt uiteen in twee delen:
    1. Studenten die zich daarbij neergelegd hebben, waarschijnlijk omdat ze daadwerkelijk na maximaal twee weken gestopt of nooit begonnen waren.
    2. Studenten die uiterst verbaasd reageerden omdat ze door deze uitsluiting verrast werden, terwijl de regeling op schrijft staat, herhaaldelijk toegelicht werd en er ook verplichte mijlpalen zijn. Deze studenten beweren dikwijls, elk hoorcollege te hebben bezocht. Terwijl juist in de hoorcolleges uitgelegd is dat de studietaken en de responsiecolleges veel belangrijker zijn en daarom de bewuste regeling geldt.

Aan groep 2 zouden de docenten nog iets kunnen doen: bij eerste indicatie van verzuim uitnodigen tot een gesprek. Dat vergt echter tijd, die we liever besteden aan kwaliteitsonderwijs in kleine groepen voor mensen die wél naar behoren meedoen.

Het probleem met groep 3.1 is dat deze mensen meetellen bij de berekening van het rendement. Het systeem staat namelijk uitschrijving van een cursus niet toe of moedigt het tenminste niet aan. De docent kan zo'n student in Blackboard weliswaar deactiveren, maar dat heeft geeninvloed op de berekening van rendementen.

Met groep 3.2 is er niet alleen dit probleem, dat ze op de rendementen drukken. Ze mogen bovendien de cursus anoniem evalueren zonder dat er onderscheid gemaakt wordt met mensen die wel naar behoren studeerden. Daardoor wordt de evaluatie behoorlijk vertekend.


Dit werpt drie beleidsvragen op.

Wat te doen met studenten die niet studeren?

Docentcapaciteit is beperkt. Men kan en mag van docenten verlangen dat ze kwaliteitsbegeleiding bieden aan studenten die daarvoor open staan.

Maar wie is verantwoordelijk om studenten die wel ingeschreven staan maar niet deelnemen aan het onderwijs aan hun verstand te peuteren? Men kan van docenten verwachten dat ze toelichten, wat verwacht wordt, bijhouden wie wel of niet meedoet en misschien ook dat ze naar de studieadviseur toe signaleren wie niet meedoet. Zijn we het erover eens dat men daarbovenop niet van een docent met zijn beperkte tijd mag verwachten dat hij trekt aan studenten die niet meedoen, puur omdat ze ingeschreven staan (maar zich mooi laten zien)?

Een duidelijke beleidskeuze zou docenten helpen hun werk goed te doen en kan dwalende discussies in het docentenoverleg voorkomen.

Zo'n beleidskeuze is logisch, als men de relatie docent-student opvat als partnerschap in een academische gemeenschap. Beide partners mogen daar van elkaar verwachten dat de ander zijn best doet en in het geval van problemen meewerkt aan het zoeken van een oplossing.

Wie mag en moet eigenlijk een cursus evalueren?

Zolang cursusevaluaties anoniem zijn, is het resultaat van een evaluatie waardeloos zolang men niet kan onderscheiden

  • of een student tot het eind naar behoren heeft meegedaan,
  • ondertussen is gestopt,
  • niets heeft gedaan, vervolgens uitgesloten of gezakt is en nu zijn frustratie uit.

Als we evaluaties en vooral ook het werk van docenten serieus willen nemen, moet hier onderscheid worden gemaakt.

Dit verlangt natuurlijk dat men de drie groepen kan onderscheiden. Welke mogelijkheden biedt het systeem? Welke gevllen kan men misschien d.m.v. evaluatievragen onderscheiden.

Hoe moet het rendement worden berekend?

Een betekenisvol rendementscijfer is het aantal studenten die de voor de cursus nodige tijd daadwerkelijk hadden en mee hebben gedaan tot het einde. Dit cijfer kan alleen de docent bepalen op basis van zijn administratie, omdat het inschrijvingssysteem de nodige informatie niet bevat. Gebruikt men de gegevens uit dit systeem, drukken studenten het rendement omlaag die zich per ongeluk hadden ingeschreven, die na aan de cursus te snuffelen gekozen hebben om niet deel te nemen en die onderweg gestopt zijn omdat ze eigenlijk te weinig tijd hadden.

Studenten die eerst meededen maar onderweg stoppen, verdienen bijzondere aandacht. Hier is elk geval een aparte. In de praktijk komen bijvoorbeeld voor:

  • gestopt met de hele studie,
  • bij nader inzien onvoldoende tijd, te veel hooi op vork, verkeerde planning,
  • ontbrekende voorkennis,
  • overmacht.

In een academische relatie student-opleidingis het wenselijk is dat een student die op het punt staat om te stoppen dit met de docent bespreekt en zich, als hij werkelijk wil stoppen, ook uitschrijft of laat uitschrijven.Zolang dit niet realiseerbaar is, zou er op zijn minst een vraag in het evaluatieformulier moeten staan: "Ben je voor het eind gestopt met de cursus? Zo ja, waarom?"


  1. Deze cursussen maken gebruik van onderwijskundige maatregelen zo als bijvoorbeeld hier samengevat: http://www.cs.ru.nl/H.Wupper/rendementverhogend.m4v