Waarheen?/onderwijskwaliteit
De Nijmeegse opleidingen Informatica en Informatiekunde bieden bij een aantal cursussen voorbeeldige begeleiding, die aantoonbaar zowel hoge rendementen als academische houding bevordert.[1] Het leren vindt hier plaats tijdens de cursus. Deze onderwijskundige maatregelen werken echter alleen bij studenten, die daadwerkelijk aan zo'n cursus deelnemen. Om rendementen en onderwijskwaliteit goed te beoordelen en indien nodig te kunnen bijsturen zijn zorgvuldige metingen nodig. Daarbij is het essentieel, te differentiëren tussen studenten die wel en die niet meedoen aan de onderwijsactiviteiten. Het huidige systeem is hier voor verbetering vatbaar.
Als voorbeeld moge Beweren en bewijzen 2010-11 dienen. (Graag andere voorbeelden toevoegen.)
Aan groep 2 zouden de docenten nog iets kunnen doen: bij eerste indicatie van verzuim uitnodigen tot een gesprek. Dat vergt echter tijd, die we liever besteden aan kwaliteitsonderwijs in kleine groepen voor mensen die wél naar behoren meedoen. Het probleem met groep 3.1 is dat deze mensen meetellen bij de berekening van het rendement. Het systeem staat namelijk uitschrijving van een cursus niet toe of moedigt het tenminste niet aan. De docent kan zo'n student in Blackboard weliswaar deactiveren, maar dat heeft geeninvloed op de berekening van rendementen. Met groep 3.2 is er niet alleen dit probleem, dat ze op de rendementen drukken. Ze mogen bovendien de cursus anoniem evalueren zonder dat er onderscheid gemaakt wordt met mensen die wel naar behoren studeerden. Daardoor wordt de evaluatie behoorlijk vertekend. |
Dit werpt drie beleidsvragen op.
Wat te doen met studenten die niet studeren?
Docentcapaciteit is beperkt. Men kan en mag van docenten verlangen dat ze kwaliteitsbegeleiding bieden aan studenten die daarvoor open staan.
Maar wie is verantwoordelijk om studenten die wel ingeschreven staan maar niet deelnemen aan het onderwijs aan hun verstand te peuteren? Men kan van docenten verwachten dat ze toelichten, wat verwacht wordt, bijhouden wie wel of niet meedoet en misschien ook dat ze naar de studieadviseur toe signaleren wie niet meedoet. Zijn we het erover eens dat men daarbovenop niet van een docent met zijn beperkte tijd mag verwachten dat hij trekt aan studenten die niet meedoen, puur omdat ze ingeschreven staan (maar zich mooi laten zien)?
Een duidelijke beleidskeuze zou docenten helpen hun werk goed te doen en kan dwalende discussies in het docentenoverleg voorkomen.
Zo'n beleidskeuze is logisch, als men de relatie docent-student opvat als partnerschap in een academische gemeenschap. Beide partners mogen daar van elkaar verwachten dat de ander zijn best doet en in het geval van problemen meewerkt aan het zoeken van een oplossing.
Wie mag en moet eigenlijk een cursus evalueren?
Zolang cursusevaluaties anoniem zijn, is het resultaat van een evaluatie waardeloos zolang men niet kan onderscheiden
- of een student tot het eind naar behoren heeft meegedaan,
- ondertussen is gestopt,
- niets heeft gedaan, vervolgens uitgesloten of gezakt is en nu zijn frustratie uit.
Als we evaluaties en vooral ook het werk van docenten serieus willen nemen, moet hier onderscheid worden gemaakt.
Dit verlangt natuurlijk dat men de drie groepen kan onderscheiden. Welke mogelijkheden biedt het systeem? Welke gevllen kan men misschien d.m.v. evaluatievragen onderscheiden.
Hoe moet het rendement worden berekend?
Een betekenisvol rendementscijfer is het aantal studenten die de voor de cursus nodige tijd daadwerkelijk hadden en mee hebben gedaan tot het einde. Dit cijfer kan alleen de docent bepalen op basis van zijn administratie, omdat het inschrijvingssysteem de nodige informatie niet bevat. Gebruikt men de gegevens uit dit systeem, drukken studenten het rendement omlaag die zich per ongeluk hadden ingeschreven, die na aan de cursus te snuffelen gekozen hebben om niet deel te nemen en die onderweg gestopt zijn omdat ze eigenlijk te weinig tijd hadden.
Studenten die eerst meededen maar onderweg stoppen, verdienen bijzondere aandacht. Hier is elk geval een aparte. In de praktijk komen bijvoorbeeld voor:
- gestopt met de hele studie,
- bij nader inzien onvoldoende tijd, te veel hooi op vork, verkeerde planning,
- ontbrekende voorkennis,
- overmacht.
In een academische relatie student-opleidingis het wenselijk is dat een student die op het punt staat om te stoppen dit met de docent bespreekt en zich, als hij werkelijk wil stoppen, ook uitschrijft of laat uitschrijven.Zolang dit niet realiseerbaar is, zou er op zijn minst een vraag in het evaluatieformulier moeten staan: "Ben je voor het eind gestopt met de cursus? Zo ja, waarom?"
- ↑ Deze cursussen maken gebruik van onderwijskundige maatregelen zo als bijvoorbeeld hier samengevat: http://www.cs.ru.nl/H.Wupper/rendementverhogend.m4v