De elektronische Werkplaats/7. Ervaringen
In een klassieke situatie krijgt een student wekelijks sommetjes mee, levert deze voor een practicum in, krijgt een cijfer en eventueel wat feedback terug, en mag nadat de docent zeker is dat het tijd is om aan een werkstuk te beginnen aan een werkstuk beginnen. Het grootste opmerkbare verschil wat een student daardoor ervaart in de werkplaats is dat alles direct zichtbaar is, zowel wat er te doen en te lezen valt, als wat er van de student verwacht wordt. Dit zorgt ervoor dat een student vanaf het begin al weet wat hij aan het einde van de cursus moet weten en kunnen. Naast de verplichte onderwijseenheden is een student hierdoor vrij om zijn eigen route uit te stippelen afhankelijk van zijn eigen sterktes en zwaktes omdat hij kan zien wat wanneer verwacht wordt, en wanneer hij misschien meer tijd heeft om meer aan een voor hem moeilijk onderwerp te werken. Dit verwacht meer zelfstandigheid en inspanning van een student dan regulier onderwijs, maar wordt in de praktijk ondersteund door de sociale druk die ontstaat doordat iedereen kan zien hoe ver iedereen is, en studenten over het algemeen zich aangespoord voelen om niet achter te blijven.
De ongewennigheid van "mogen afkijken" is ook snel voorbij, en het kunnen zien hoe andere studenten problemen aanpakken, niet eens welk antwoord ze hebben wordt veel gebruikt. Studenten die vast zitten hoeven nu niet meer direct de docent met vragen te bestoken maar kunnen eerst zelf kijken hoe andere mensen een oplossing proberen vinden, en als dat nog niet werkt, eerst in de werkplaats zelf aan andere om richting vragen. In de praktijk gaan studenten steeds meer onderling samenwerken, ook bij de soort oefeningen die traditioneel gesloten waren vanwege eenduidige uitwerkingen, waar overleg strikt verboden was. Opvallend is dat dit al zodanig gedaan wordt om problemen en oplossingen te snappen en daardoor scherper over het eigen werk te kunnen nadenken, niet om zomaar een ietwat aangepast antwoord op te schrijven, aangezien studenten snel doorhebben dat niemand daar wat aan heeft, of om geeft.
Omdat een cursus die zich in de werkplaats afspeelt groeit naarmate het vaker gegeven wordt zien studenten ook over de jaren de lesstof groeien, soms met duidelijke bijdrages van andere studenten uit voorgaande jaren. Dit motiveert door duidelijk te maken dat nuttig werk ook echt nut heeft voor meer dan één enkel persoon. Hierdoor vinden studenten het ook leuk om in werkstukken en andere grote opdrachten juist stukken te schrijven die ze nog missen in de lesstof, of van nieuwe inzichten kunnen voorzien.
Een docent ervaart de werkplaats echt anders dan klassiek onderwijs door de constante zichtbaarheid van het werk van studenten. Dit geeft voordelen met zich mee, aangezien de docent nu beter bewust is hoe studenten werken, waar knelpunten zitten en wat moeilijk is voordat een deadline verstreken is en een opdracht ingeleverd is. Daardoor is het makkelijker om in te spelen op de specifieke studenten en hun wensen (benodigdheden?), ook voordat een heel project gemaakt is en de kans om bij te sturen verdwenen is. Aan de andere kant eist dit wel een grote mate van zelfcontrole van een docent om studenten fouten te zien maken, en ze te laten maken zonder constant bij te sturen. Zo nu en dan is het goed om aan te geven wat van soort fouten een student maakt, maar het moet niet zo zijn dat een docent (onbedoelt) te veel leermomenten te vroeg afkapt door een student op zijn fouten te wijzen en hem daardoor niet meer de mogelijkheid geeft om zelf op zijn werk te reflecteren en fouten in te zien.
Het beoordelen van studenten krijg ook een andere invalshoek, nu zichtbaar is hoe een student heeft gewerkt naast het daadwerkelijke eindproduct. Dit maakt het mogelijk om naast een inhoudelijke beoordeling ook nog in te gaan op de werkwijze van de student, als bijvoorbeeld blijkt dat een prachtig werkstuk is ingeleverd, maar er twee maal zo lang aan is gewerkt als nodig zou moeten zijn. De eigenschappen van elke individuele student worden hierdoor meer zichtbaar, waardoor je als docent gerichtere feedback kunt geven.
Omdat alles in de werkplaats staat, en iedereen ook alles kan zien, is feedback die in eerste instantie naar een bepaalde student wordt gegeven ook toegankelijk voor alle andere studenten in de werkplaats, die samen met het werk wat er staat hier ook leer uit kunnen trekken. Dit is mooi, omdat op deze manier de intensiteit van veel studenten in de gaten houden en van feedback voorzien uitgebalanceerd wordt doordat het totale bereik van de feedback stukken groter wordt.
Het moge nu duidelijk zijn dat de werkplaats niet dient om andere onderwijsvormen te vervangen, of overbodig te maken, maar eerder ze te complementeren. Delen van het werken in een werkplaats zijn nieuw, en geven uitvoer wat past bij een bestaande onderwijsvorm, zoals het digitaal sommetjes maken en uitwerkingen bespreken in een college, andere vormen zijn eigenlijk puur de digitale complement van een andere onderwijsvorm, zonder deze te vervangen. Op oefenpagina's werken studenten aan veel problemen samen, en de resultaten hiervan en andere problemen worden vervolgens in een werkcollege met dezelfde studenten alsnog eens bekeken.
Wat van betekenis heeft nu dan deze techniek voor het onderwijs als het nergens vervangt, maar wel op meerdere plaatsen (digitale) complementen danwel equivalenten geeft? Het zorgt voor meer mogelijke leermomenten, onafhankelijk van tijd en plaats, en sluit aan bij de huidige generatie die opgegroeid is met computers en het internet en het de normaalste zaak van de wereld vindt om zodanig te werken. Het zorgt voor een constante kwaliteitsverbetering van het werk, en inzicht van studenten. Dit gaat zowel van student naar student als tussen docent en student. Het zorgt voor meer mogelijk inzicht in de leerstijlen van elke individuele student en maakt het mogelijk om het onderwijs zo nog persoonlijker te maken door gerichte feedback en oefeningen te kunnen geven.
Samenvattend, naast alle onderwijskundige voordelen voelen studenten zich gewaardeerd in de werkplaats. Ze zien in dat hard werk ergens toe leidt en waarderen het om het resultaat van hun inspanningen gebruikt te zien worden in plaats van op een schroothoop te belanden. Ze gaan zich gedragen als, en worden onderdeel van de academie, zowel digitaal als echt.