De elektronische Werkplaats/5. Werkplaats/Reflectie
De werkplaats is één en al interactie en communicatie. Mensen zien alles, hebben overal toegang toe, en kunnen dus ook overal vrijuit kritiek op leveren.
Commentaren
Studenten kunnen in zo'n omgeving al vroeg leren, kritisch te analyseren en correcte, duidelijke redeneringen op te schrijven, waarbij commentaar op andermans werk en op het door de docent gemaakte cursusmateriaal geen uitzondering, maar de bedoeling is: Om effectief commentaar op een stuk te leveren dien je te snappen waar het over gaat, de intentie van de auteur te zien, en zelf te kunnen reflecteren hoe je jouw punt zo duidelijk en concreet mogelijk maakt. Dit wordt in de werkplaats aangemoedigd door een systeem waar automatisch wordt bijgehouden waar commentaren staan en wie naar commentaar verlangt.
Commentaren staan daarbij in de regel niet op een aparte discussiepagina en al helemaal niet in een discussieforum of in e-mail: een commentaar en eventuele reacties worden als het ware als gele briefjes geplakt op de plek waar het om gaat. Zo is de hele context zichtbaar, en als het probleem opgelost is, worden de "gele briefjes" weggehaald. Dit in tegenstelling tot discussiefora, waar meestal de originele context ontbreekt en achterhaalde en nieuwe redeneringen door elkaar lopen en de neiging hebben zich te vermengen met dingen die niet ter zake doen.
Omdat het becommenteren van andermans werk in de huidige onderwijscultuur niet gebruikelijk is ("Dit is taak van de docent."), moeten studenten in het begin daartoe aangezet worden, bijvoorbeeld door de opdracht, elke dag een commentaar af te handelen.
Fouten
Uit fouten moet men leren, maar studenten zijn niet altijd gewend aan de beste manier om met fouten om te gaan. Ze zijn vaak gecontitioneerd door een onderwijscultuur die gokken beloont (punten voor het goede antwoord, geen sancties op foute antwoorden) en de docent inzet als foutenzoekmachine. Ze zijn zelden gewend zelf de kwaliteit van hun werk te verantwoorden en te beoordelen ("dit is de taak van de docent"). Met academische attitude heeft dit weinig te maken. Een werkplaats biedt mogelijkheden om elke fout tot een academisch leermoment te maken.
Allereerst moet daarom goed aan studenten uitgelegd worden dat een academicus eigen en andermans werk kritisch kan beoordelen en graag over fouten en onduidelijkheden collegiaal in discussie gaat. De werkplaats met zijn transparantie en het feit dat oefenwerk niet me cijfers beloond wordt, bieden een sfeer om dit te leren. Iedereen moet worden aangemoedigd om enerzijds eigen en andermans werk kritisch te bekijken en bij twijfel of als men meent een fout te zien een commentaar te plaatsen, maar anderzijds ook om bij twijfel de eigen uitwerking te voorzien van vraagtekens op de juiste plek. Docenten doen er goed aan, een cultuur te stimuleren waarin het eervoller is een vraag, een twijfel of een aanwijzing van een fout bij iemand anders te plaatsen dan een gok te doen en de verantwoordelijkheid naar de docent te schuiven. In een werkplaats waar iedereen alles kan zien kan het zoeken en duidelijk becommenteren van fouten in andermans werk een leerzame opdracht zijn.
Na de nodige cultuuromslag zullen studenten al gauw de ervaring maken dat men veel kan leren door over fouten en twijfels met collega's in discussie te geen.
Ook voor docenten biedt de elektronische werkplaas nieuwe perspectieven voor het omgaan met fouten. Natuurlijk moet en docent af en toe fouten aanwijzen om het goede voorbeeld te geven. De docent als ervaren meester ziet dat veel fouten variaties zijn van een betrekkelijk klein aantal steeds terugkerende onachzaamheden of misvattingen. In plaats van individueel commentaar te leveren kan de docent beter een pagina maken met een duidelijke beschrijving van de desbetreffende standaardfout en bij de specifieke gevallen in het werk van studenten alleen een verwijzing naar deze pagina plaatsen. Te techniek zorgt er dan voor dat iedereen van de desbereffende plek kan doorklikken naar deze pagina, waaronder automatisch verwijzingen verschijnen naar alle plekken met een vergelijkbare fout.
Dit maakt het enerzijds handelbaarder om in een grote cursus met veel studenten alsnog al het werk van nuttige opmerkingen te verzien, en de werkplaats verzandt niet in eindeloos herhalende uitleg. De meester geeft juist geen complete oplossingen op een dienblaadje omdat studenten op deze manier moeten inzien dat fouten die ze maken in duidelijke patronen te vangen zijn zodat ze gedwongen worden over hun eigen redenering na te denken en de exacte fout nog te vinden. De werkplaats zelf, ondersteund door de juiste techniek zorgt hier voor een logische ordening en rangschikking zodat studenten en docenten alles ook kunnen terugvinden en niet gehinderd worden tijdens deze leermomenten.
Anderzijds krijgt ook de docent steeds meer inzicht in foutpatronen. Hij kan de bewuste pagina verrijken met de meest sprekende voorbeelden uit de praktijk. Dit proces kan leiden tot nieuw inzicht in wat studenten moeilijk vinden, hoe ze het cursusmateriaal ervaren, en hoe ze gewend zijn problemen aan te pakken. Dit kan uitmonden in een nieuw hoofdstuk in het cursusmateriaal.
Uitdagen
Op de pagina's waar studenten samenwerken aan het oefenen met, en verzinnen van opdrachten wordt het spel om met elkaar interessante voorbeelden uit te werken, en deze ervaringen te gebruiken om nieuwe opdrachten te bedenken als uitdaging voor andere studenten. Om dit spannend te houden is het nodig dat men inzicht heeft in wat een oefening spannend maakt, en hoe men fouten kan inbouwen zodanig dat iemand er wat aan heeft om deze te achterhalen. De werkplaats stimuleert in deze een kat- en muisspel waar studenten elkaar speels tegen steeds complexer wordenende problemen aan laten lopen.
Deze speelse vorm van elkaar uitdagen werkt alleen als iedereen in de werkplaats de regels kent en op zijn niveau een steentje kan bijdragen. Zowel meester als gezel als leerling kan een uitdaging formuleren en duidelijk maken binnen welke grenzen het spel zich afspeelt. Zo kan een meester een echt probleem uit zijn onderzoek naar voren halen, net als een leerling een moeilijk probleem uit het lesmateriaal openbaar ter analyse stellen. Ook al kan op elk niveau een uitdaging gesteld worden, het werkt natuurlijk alleen als mensen die het toch al snappen zich niet als spelbrekers opstellen. Zodanig is er op elk niveau, voor iedereen iets spannends te doen zonder direct met antwoorden en uitwerkingen geconfronteerd te worden van iemand die het toch al snapt.
Het voornaamste nut van dit spel is dat leerlingen zelfstandig zichzelf, en anderen kunnen uitdagen, en daardoor gestimuleerd worden in hun academische ontwikkeling. Er is altijd wel iemand in de werkplaats die een (te) moeilijke uitdaging kan stellen, waardoor studenten zich steeds bewuster worden van hun constante ontwikkeling en hoe dit iets is wat stukje bij beetje groeit en niet zomaar ergens klaar is na het afstuderen.
Discussieren
De werkplaats heeft een actieve en passieve rol in het faciliteren van discussies. Enerzijds kunnen er hele discussies online gevoerd worden om een punt te verduidelijken, of tot consensus te komen welke strategie nu het beste is bij een werkstuk, anderzijds kunnen er vertraagde discussies gevoerd worden in de vorm van commentaren, midden in een werk waar over de loop van uren, dagen of weken steeds treffender een probleem ingeperkt wordt.
In de praktijk is gebleken dat pagina's met enkele interessante en soms complexe formalisaties van redeneringen genoeg waren om studenten met elkaar in discussie te brengen, te laten werken aan oplossingen, en vervolgens nieuwe opdrachten voor elkaar te bedenken om op te lossen. Het verschil met oefensommen hier is dat studenten al met de nodige bagage binnenkomen om sommetjes te kunnen maken, maar op deze manier door samen te oefenen veel sneller en effectiever hun daadwerkelijke inzicht in de toepassing van de regels (i.e. bouwstenen van het niveau hierbeneden) verhogen.
Het is echter niet de bedoeling, de werkplaats als het enige medium voor discussies positioneren. Leerlingen hebben met de werkplaats een prachtig stuk techniek om discussies te kunnen voeren als ze ver van elkaar weg zijn, verhinderd zijn of plotseling ergens inspiratie toe krijgen en dit direct willen delen. Maar, zodra leerlingen bij elkaar kunnen komen, hetzij in een werkgroepje, hetzij op een plenaire vragensessie of werkcollege, gaat de discussie over naar de echte wereld.
Voordeel van deze dualiteit is dat makkelijk tijd- en plaatsonafhankelijk voorbereid kan worden voor een plenaire discussie, en niemand uitgesloten wordt van deze voorbereiding. Zo kunnen meesters tijdens echte werkcolleges ook controleren of mensen echt geoefend hebben alvorens met een practicum mee te doen. Leerlingen krijgen ook duidelijk voor ogen dat beide aspecten van de discussie even belangrijk zijn, en het geen zin heeft om naar een plenaire sessie te gaan als ze niet meegedaan hebben aan de online discussie. De koppeling tussen de echte discussie en datgene wat in de werkplaats terug te vinden is maakt het vervolgens ook makkelijk om met apparatuur als een projector het werk waar de discussie om draait in zijn context erbij te betrekken.
Reflectieverslagen
Een goed ontworpen vraag, probleem, of project begeleidt een student als het ware ook nadat de oplossing bekend is. In de werkplaats wordt naast vakinhoudelijke reflectie ook van studenten gevraagd dat ze na afloop even stil staan en nadenken hoe ze dit probleem hebben aangepakt, wat er goed of slecht ging, en wat van leer daar uit getrokken kan worden. Dit zijn geen complete reflectieformulieren of protocollen die exact gevolgd worden, maar simpelweg een vraag om na te denken over wat nu net gedaan is. Als studenten dit na iets gedaan te hebben in één a twee regels opschrijven faciliteert de werkplaats in de rest van de ordening. Alles wat bij elkaar hoort, bijvoorbeeld reflectiegedachten van een specifieke cursus, wordt bij elkaar gezet, en is op die manier terug te vinden. Dit geeft als resultaat een bijna automatisch reflectie-dossier waar studenten en docenten ten eerste geen extra moeite naast hun werk in hoeven te stoppen, en ten tweede een bijna chronologisch overzicht van de ontwikkeling van een student aan kunnen zien, mede ook omdat het betreffende werk zelf weer te koppelen is.