Architectuur/oud/leerboek in wordingE. Onzichtbare kwaliteit
literatuur
|
Een bekwame ITer beheerst het oplossingsdomein – de informatietechnologie – en kan de gewenste systemen realiseren. Een IT-architect kan meer: door middel van gesprekken met bouwheer en gebruikers, uit de gegeven requirements en uit andere bronnen de principes van de organisatie van de bouwheer destilleren, de requirements kritisch tegen het licht van de principes houden, de omgeving van het gewenste systeem in kaart brengen en een ontwerp maken. Maar een goede IT-architect kan nóg meer: net als alle architecten sinds mensenheugenis kan hij architectonische kwaliteitsprincipes als leidraad gebruiken.
Dit hoodstuk is ook voor bouwheren en gebruikers interessant, omdat we uitleggen waarom kwaliteit aan het zicht onttrokken is. |
Een architect die een bouwwerk ontwerpt moet weten wat kwaliteit is, ook los van de specifieke eisen van de belanghebbenden. De Romeinse bouwmeester Vitruvius schreef al dat drie kwaliteiten even belangrijk zijn. Hij noemnt ze utilitas, firmitas en venustas. Een goed architect gebruikt dit drieluik van Vitruvius als leidraad.
In de IT-wereld draait traditioneel alles om functionaliteit, utilitas dus. Lange tijd deden IT-nerds lacherig over pogingen om systemen ook mooi te maken. (Pas nu Steve Jobs dood is, wordt opeens overal over schoonheid gesproken.) Duurzaamheid telde lang al helemaal niet: ten eerste waren computersystemen zo duur dat milieuaspecten schijnbaar niet telden, ten tweede hield niemand er rekening mee dat zo'n systeem langer dan een paar jaar zou meegaan. Het millenniumprobleem was daar een triest gevolg van.
Ondertussen dringt ook in de IT door dat alle drie de kwaliteiten van Vitruvius even belangrijk zijn. Een architect moet daar verstand van hebben.
Voor Vitruvius en alle goede architecten was ook belangrijk dat een goed ontwerp rekening hield met de menselijke maat: het moet passen bij zijn gebruikers. Bij IT-systemen gaat het hier om meer dan alleen lichamelijke afmetingen.
Architectuur – en daarmee ook kwaliteit van bouwwerken – hoort tot de algemene vorming. Mensen bezoeken beroemde gebouwen. Betere kranten berichten regelmatig over nieuwe bouwwerken. In betere boekhandels en bij De Slegte vind je stapels mooie architectuurboeken. Daarom is het niet moeilijk, kwaliteitsprincipes aan de hand van bekende voorbeelden uit te leggen. Ook alledaagse voorbeelden uit de eigen omgeving kunnen de principes verhelderen.
Bij digitale gebouwen – IT-systemen – is het moeilijker, want die zijn voor het grootste deel onzichtbaar. De kwaliteitsprincipes zijn dezelfde, maar men kan niet zo gauw samen iets bekijken. Alle medewerkers van een organisatie kennen het kantoorgebouw van steen, staal en glas, waarin zij en hun leiders werken. Maar wie kent de IT-systemen van dezelfde organisatie? De gebruikers zien alleen de buitenkant van het kleine stukje dat voor hen relevant is. De buitenkant van andere delen mogen ze niet eens zien omdat ze daartoe geen rechten hebben. De leiders zien alleen iets voorzover ze zelf gebruiker zijn. Wat er „onder de motorkap” zit, ziet bijna niemand.
Daarom is het moeilijk om met een IT-systeem staat te maken. Het nieuwe ING-hoofdkantoor met zijn aggressieve uitstraling is vast iets waarop de leiding van de ING trots is. De belastingdienst, even afgezien van alle recente interne problemen en het onprofessionele geklungel met digitale handtekeningen, mag trots zijn op zijn programma voor belastingaangifte. Al de eerste versie, onder de naam „belastingdiskette”, was één van de weinige voorbeelden voor een kwalitatief goed systeem. Maar het verscheen niet op de architectuurpagina's van de krant.
Onze maatschappij heeft hier last van een vicieuze cirkel. Er is geen „digitale” architectuurkritiek van niveau, mede omdat de systemen en hun kwaliteiten onzichtbaar zijn. Daarom blijven nog steeds veel te veel systemen van erbarmelijke kwaliteit het kwaliteitsbewustzijn bepalen: IT is iets moeilijks, kortstondigs, lelijks, waar zichzelf respecterende mensen een hekel aan dienen te hebben en wat ze graag aan nerds overlaten. Daarom ontstaan er steeds nieuwe wanstaltige systemen. Ook van steen, staal en glas ontstaan de laatste jaren wanstaltige gebouwen langs snelwegen. Of gebouwen die op het eerste moment indruk maken met nieuw gevelmateriaal, maar na een paar jaar hopeloos verweerd zijn en niet meer om aan te zien. Zou dat een spiegeling zijn van de allesbeheersende IT-wereld?
In de volgende hoofdstukken zullen we de Vitruviaanse kwaliteitsprincipes één voor één bespreken.